Transitievergoeding en bonussen: de Centrale Raad van Beroep verschaft duidelijkheid

Juridisch nieuws

In de blog ‘transitievergoeding en bonussen’ van 10 maart 2025 stonden we stil bij de berekeningswijze van de transitievergoeding indien bonussen zijn uitgekeerd. In de literatuur en in de rechtspraak bestond discussie over de referteperiode van de mee te nemen bonussen bij het berekenen van de transitievergoeding. Gaat het om bonussen die zijn toe te rekenen aan de drie jaren voorafgaand aan het eindigen van de arbeidsovereenkomst of gaat het om bonussen die feitelijk betaald zijn of hadden moeten zijn? De Centrale Raad van Beroep heeft gisteren de knoop doorgehakt. In deze blog gaan wij in op deze uitspraak.

Wanneer heeft een werknemer recht op een transitievergoeding?

Voordat we meteen doorgaan naar de uitspraak, gaan we even terug naar de basis. Een werkgever is een transitievergoeding verschuldigd indien (i) hij/zij de arbeidsovereenkomst opzegt, (ii) de rechter de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever ontbindt of (iii) de werkgever een contract voor bepaalde tijd niet verlengt.

Een transitievergoeding is niet verschuldigd, als een werknemer een nieuwe baan heeft en zelf ontslag neemt. Een transitievergoeding is eveneens niet verschuldigd indien het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst (i) heeft plaatsgevonden terwijl de werknemer nog geen 18 jaar was en de gemiddelde arbeidsomvang ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen of (ii) plaatsvindt na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of (iii) het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.

Berekening van de transitievergoeding

De hoogte van de transitievergoeding is gelijk aan 1/3 van het loon per maand voor ieder dienstjaar. Wat onder het loon per maand wordt verstaan, staat in:

– het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: ‘het Besluit’) en
– de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: ‘de Regeling’).

Het loon per maand is gelijk aan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand (artikel 2 van het Besluit). Het loonbegrip wordt vervolgens uitgebreid met (zie artikel 3 van het Besluit):

– de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering waar de werknemer binnen twaalf maanden aanspraak op zou hebben, gedeeld door twaalf;

– de overeengekomen vaste looncomponenten verschuldigd in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door twaalf;

– de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door zesendertig.

Uit artikel 3 van het Besluit volgt dat het bij de berekening van de transitievergoeding moet gaan om ‘overeengekomen’ looncomponenten. Dat betekent dat vaste en variabele looncomponenten niet meetellen indien zij niet (mondeling of schriftelijk) zijn overeengekomen. Denk hierbij aan de werkgever die onverplicht aan zijn werknemers met kerst een envelop overhandigt met daarin € 250,-.

Vaste en variabele looncomponenten

Vaste looncomponenten zijn looncomponenten waarvan de hoogte niet wordt bepaald door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming (art. 1 lid 1 sub b Besluit). Als vaste looncomponenten zijn (i) overwerkvergoedingen en (ii) ploegentoeslagen limitatief aangewezen.

Variabele looncomponenten zijn componenten waarvan de hoogte wordt bepaald door het functioneren van de werknemer en/of de resultaten van de onderneming (artikel 1 lid 1 sub c Besluit en Stb. 2014, 538, p. 6). Als variabele looncomponenten zijn in de Regeling limitatief aangewezen (i) bonussen, (ii) winstuitkeringen en (iii) eindejaarsuitkeringen.

Niet de benaming van de looncomponent is bepalend, maar of de looncomponent zich kenmerkt als één van de hiervoor genoemde componenten (Stcrt. 2014, 36823, p. 4).

Bonus verschuldigd over of in de drie kalenderjaren?

In het Besluit staat dat voor berekening van de transitievergoeding de overeengekomen variabele looncomponenten meetellen die verschuldigd waren in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt. Dit geldt onder meer voor bonussen. De bonus van het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, telt dus niet mee.

In de literatuur en rechtspraak bestond discussie over de referteperiode van drie jaar. Gaat het om bonussen die toe te rekenen zijn aan de drie kalenderjaren of bonussen die feitelijk zijn uitgekeerd (of hadden behoren te worden uitgekeerd) in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt? Oftewel gaat het om bonussen die zijn ontstaan over óf in de drie kalenderjaren?

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraak gedaan in een zaak die ging over artikel 2 van het Besluit (provisie). Voor provisie is bepaald dat deze moet worden meegerekend bij de berekening van de transitievergoeding in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. De tekst van artikel 2 is gelijk aan de tekst van artikel 3 (voor bonussen) van het Besluit, in beide gevallen spreekt de wetgever over de periode voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is derhalve ook relevant ter invulling van het criterium in artikel 3 van het Besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bij artikel 2 van het Besluit gaat om het recht op provisie dat is ontstaan over de referteperiode. Het is daarvoor niet van belang of de hoogte daarvan (al) bepaalbaar is.[1] Of er feitelijk is uitbetaald, dan wel uitbetaald had moeten worden is eveneens niet van belang. Hoewel in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep provisie centraal stond, trekt hij de conclusie in zijn dragende rechtsoverwegingen ook door naar bonussen.

Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep komt er een einde aan een decennium van discussie bij het berekenen van de transitievergoeding.

Hoe pakt dit in de praktijk uit?

Stel dat een werknemer over 2021, 2022 en 2023 telkens een bonus heeft ontvangen van € 10.000, over 2024 geen bonus heeft ontvangen en de arbeidsovereenkomst in 2025 eindigt op initiatief van de werkgever. De bonus wordt in de maand juni volgend op het bonusjaar uitgekeerd. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat in dat geval de bonus over de jaren 2022 (€ 10.000), 2023 (€ 10.000) en 2024 (€ 0) moet worden meegenomen. Dit leidt tot een variabel looncomponent van € 555,55 (10.000 * 2 / 36). Neem dat bedrag mee bij de berekening van de transitievergoeding.

Indien de werknemer echter over 2021 geen bonus heeft ontvangen, maar over 2022, 2023 en 2024 wel een bonus van € 10.000, neem dan een bedrag van € 833,- (10.000 * 3 / 36) mee bij de berekening van de transitievergoeding.

Contact advocaat arbeidsrecht Eindhoven

Voor vragen over de transitievergoeding kun je contact met ons opnemen (boystenden@lawandpepper.com of juliedenhaak@lawandpepper.com). Wil je op de hoogte blijven van al mijn arbeidsrechtelijke blogs? Volg dan de LinkedIn-pagina van Law&Pepper Advocaten.

[1] Centrale Raad van Beroep 24 juli 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1011.