Stel je voor: je krijgt vandaag (op Valentijnsdag) een telefoontje van een woedende huurder. De relatie van de huurder is over, de sfeer in zijn woning is om te snijden en de andere huurder moet daarom de woning zo snel mogelijk verlaten. De andere huurder vindt echter dat hij recht heeft op de woning. Wat nu?
Gelukkig biedt artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek enig houvast. Dit wetsartikel bepaalt dat één van de huurders de huur kan voortzetten als de rechter dat redelijk acht. Klinkt simpel, toch? Maar wie heeft het meeste recht? En wat als de andere huurder zich niet zonder slag of stoot gewonnen geeft?
De casus
A en B hebben een affectieve relatie gehad, waaruit de minderjarige C is geboren. A en B zijn medehuurders van een woning. De relatie is verbroken en A en B willen beiden het recht op gebruik van de woning, met uitsluiting van de ander.
Wat kun je als verhuurder doen?
Hoewel de beslissing bij de rechter ligt, kun je als verhuurder allereerst duidelijkheid scheppen:
✅ informeer beide huurders over de juridische procedure.
✅ wees neutraal: kies geen partij, hoe verleidelijk ook.
✅ wijs op de optie van mediation. Een juridische procedure is niet de enige weg.
✅ voorkom overhaaste contractswijzigingen. Wacht op de beslissing van de rechter.
Conflicten tussen huurders zijn nooit leuk, maar met een heldere en neutrale aanpak voorkom je dat je als verhuurder ongewild partij wordt in een juridisch steekspel.
Belangenafweging door de rechter
Alle huurders kunnen zich beroepen op art. 7:267 lid 7 BW. In de praktijk leidt het nogal eens tot verbazing dat de oorspronkelijk contractant door een latere medehuurder daardoor tot vertrek uit zijn woning kan worden gedwongen.
Vereist is dat een huurder vordert dat ten aanzien van een andere huurder wordt bepaald dat die de huurovereenkomst niet langer voortzet (en de woning moet verlaten). De rechter zal de vordering beoordelen aan de hand van een afweging van de wederzijdse belangen (en uiteraard met inachtneming van de omstandigheden van het geval). Omstandigheden die een rol spelen zijn:
– leeftijd;
– duur van de bewoning;
– mogelijkheid tot verkrijging van alternatieve woonruimte;
– werkkring
– financiële positie;
– investeringen in de woning;
– bij wie eventuele kinderen verblijven;
– bij wie eventuele huisdieren verblijven;
– gezondheidsproblemen;
– misdragingen.
Hoewel de beslissing van de rechter werking heeft tegenover de verhuurder, wordt de verhuurder niet gehoord en zijn belangen niet in de afweging betrokken. Het kan daardoor voorkomen dat de verhuurder pas kennisneemt van het geschil tussen zijn huurders nadat het vonnis van de rechter met hem wordt gedeeld.
Uitkomst van de casus
A en B hadden volgens de kantonrechter evenveel belang bij het voortgezet gebruik van de woning. Zo was het voor zowel A als B ontzettend lastig om alternatieve woonruimte te vinden en verbleven zij beiden deels bij vrienden en familie. De woning werd uiteindelijk aan A toegewezen, omdat zij (meer) economische binding met de omgeving en een hoger inkomen had.
Vragen over medehuurderschap?
Heb je een vraag over het verkrijgen of verliezen van medehuurderschap? Neem gerust contact met mij op. Je kan mij bereiken op adrismidt@lawandpepper.com of op 06 46 73 49 71.
Wil je graag op de hoogte blijven van al het huurrechtnieuws? Volg dan de LinkedIn-pagina van Law&Pepper Advocaten en mijzelf.
Dieper op de inhoud ingaan?
Bij Law&Pepper verzorgen wij regelmatig cursussen. Zo ook over het verkrijgen en verliezen van medehuurderschap. Daarbij vinden wij het vanzelfsprekend dat de inhoud van onze presentatie op jouw organisatie is afgestemd. Benieuwd wat wij voor jouw organisatie kunnen betekenen? Neem dan vrijblijvend contact met mij op.
